fbpx

Welkom in ons virtueel speelhoekje!

De kids even entertainen terwijl jij rustig van je beenham, balletjes of vispannetje kan genieten? Geen probleem! Hieronder vind je raadsels, spelletjes en zelfs een Waar-is-Wally-zoekprent. Graag gedaan! Wist je trouwens dat de ouderraad nog heel wat meer doet voor de leerlingen en hun ouders? Ontdek hier op onze website wat we precies doen, wie deel uitmaakt van het team en hoe je zelf lid kan worden van deze enthousiaste groep. 

Pssst… De oplossingen van de raadseltjes vind je onderaan de pagina. 

 

Klik om de afbeelding te vergroten.

Raadseltjes

  1. Een huis heeft vier muren. Alle ramen in de muren kijken uit op het zuiden. Rond het huis loopt een beer. Welke kleur heeft de beer?
  2. Als ik jong ben, ben ik lang. Als ik oud ben, ben ik kort. Rara, wat ben ik?
  3. Hoe ver kan een hond het bos in rennen?
  4. Wat moet stuk zijn om het te kunnen gebruiken?
  5. Als ik het heb, deel ik het niet. Als ik het deel, heb ik het niet. Wat is het?
  6. Er staan twaalf koeien onder een paraplu, maar ze worden niet nat. Hoe kan dat?
  7. Twee moeders en twee dochters gaan uit eten. Iedereen eet één pannenkoek. Toch worden er maar drie pannenkoeken gegeten. Hoe kan dat?
  8. Een cowboy rijdt een stadje in op Vrijdag. Hij blijft drie dagen en vertrekt weer op Vrijdag. Hoe kan dat?
  9. Een jongen viel van een dertig meter hoge ladder, maar raakte niet gewond. Hoe kan dat?
  10. Hoe kan je door alleen op te tellen met acht achten duizend maken?
  11. Wat is van jou, maar wordt meer door andere mensen gebruikt?
  12. Mo’s moeder heeft drie kinderen. De eerste heet April, de tweede Mei en de derde…?
  13. Een hamer en een spijker kosten samen € 1,10. De hamer is een euro duurder dan de spijker. Wat kosten de hamer en wat kost de spijker?
  14. Hoeveel maanden met 28 dagen zijn er?
  15. Een vader heeft negen appels en acht kinderen. Hoe kan hij de appels eerlijk verdelen onder de kinderen?
  16. Noem drie opeenvolgende dagen zonder de volgende zeven woorden: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag.
  17. Wat wordt nooit natter, ongeacht hoeveel het regent?
  18. Wat is de volgende letter in deze reeks? JFMAMJJASON […]?
  19. In de droger zitten tien paar witte sokken en tien paar zwarte sokken. Je mag steeds maar één sok uit de droger pakken en je kunt niet zien welke kleur die heeft totdat je de sok uit de droger hebt gepakt. Hoeveel sokken moet je pakken voordat je zeker weet dat je één paar sokken van dezelfde kleur hebt?
  20. Licht verbergt me, maar duisternis doodt me.
  21. Een marktverkoper heeft aan het eind van de dag nog zeven eieren. Dan komt er een koper aan. Hij wil de helft van de eieren en nog een halve. Vervolgens komt er nog een koper aan en die wil hetzelfde. Daarna sluit de marktverkoper zijn tent, gaat naar huis en eet het laatste ei op. Hoe kan dat?

Antwoorden

Wally staat links van de lichtblauwe zebra’s, naast de trompetist. 

  1. Antwoord: Wit. Het huis staat namelijk op de Noordpool, dus het is een ijsbeer.
  2. Antwoord: Een kaars.
  3. Antwoord: Tot de helft. Daarna rent de hond het bos weer uit.
  4. Antwoord: Een ei.
  5. Antwoord: Een geheim.
  6. Antwoord: Het regent niet.
  7. Antwoord: Het waren oma, moeder en een kleindochter.
  8. Antwoord: Zijn paard heet Vrijdag.
  9. Antwoord: Hij viel van de onderste sport.
  10. Antwoord: 888 + 88 + 8 + 8 + 8 = 1000
  11. Antwoord: Je naam.
  12. Antwoord: Hij heet Mo.
  13. Antwoord: De hamer kost € 1,05 en de spijker € 0,05.
  14. Antwoord: Twaalf maanden.
  15. Antwoord: Door appelmoes te maken.
  16. Antwoord: Gisteren, vandaag, morgen.
  17. Antwoord: De zee.
  18. Antwoord: D. Het zijn de letters van de maanden in een jaar.
  19. Antwoord: Drie. In het ergste geval zijn de eerste twee sokken een zwarte en een witte. Bij de derde sok heb je sowieso een paar van één kleur.
  20. Antwoord: Een schaduw.
  21. Antwoord: De eerste koper vraagt de helft + een halve, dus dat is 3,5 + 0,5 = 4. Dus er blijven nog drie eieren over. Dan komt de volgende koper. Hij vraagt ook de helft + een halve, dus dat is 1,5 + 0,5 = 2. Er blijft dus één ei over en dat eet de marktverkoper zelf op.